In Vlaanderen heten ze in de volksmond ‘vrouwentongen’ en in Frankrijk nog iets giftiger ‘la langue de belle-mère’, maar Nederlanders kennen de Sansevieria trifasciata Laurentii als ‘de Belgenplant’. In het grote oeuvre van la belgitude is er geen groter cliché dan deze kamerplant, met haar langwerpige bladeren die als groengele vlammen aan de hemel likken. De sansevieria is versluierd door een weeïg parfum van herkenbaarheid en banaliteit, maar is onderwerp van een opmerkelijk verhaal.
Tekst
Tom Pardoen
uit Wilfried #4
NAJAAR 2021
Émile Laurent werd op 5 september 1861 geboren in Gouy-lez-Piéton, nu een deelgemeente van Courcelles bij Charleroi. Hij studeerde met grote onderscheiding af aan de École d’Horticulture de l’État, de tuinbouwschool in Vilvoorde. Aan de ULB doctoreerde hij in de natuurwetenschappen, waarna hij terugkeerde naar Vilvoorde, tot hij in 1892 definitief verkaste naar de universiteit van Gembloers – nu deel van de universiteit van Luik, toen een zelfstandige onderzoeksinstelling gespecialiseerd in landbouwkunde.
De plantkunde had in de negentiende eeuw een hoge vlucht genomen, maar niet alleen academici dorstten naar nieuwe kennis, ook aristocraten en gegoede burgers hadden een bijzondere interesse opgevat voor planten. Een recent ontdekte orchideeënsoort in de wintertuin was als een Porsche in de garage vandaag. Overheden, op hun beurt, waren altijd op zoek naar rubber, koffie of hun ersatz en organiseerden daartoe expedities naar overzeese gebieden. Zo kwam het dat Émile Laurent drie keer met de stomer naar Belgisch-Congo werd uitgestuurd.
Ruim 3500 soorten heeft Émile Laurent tijdens zijn expedities verzameld voor het herbarium van de Plantentuin. Hij heeft koffiebomen ontdekt en zijn naam gegeven aan de Raphia Laurentii, een palm. De Encephalartos Laurentius is de grootste van alle Afrikaanse palmvarens, hij kan vijftien meter hoog worden op de oevers van de rivier Kwango en staat vandaag te boek als het kroonjuweel van het Plantenpaleis, het vorstelijke kassencomplex van de Plantentuin. Doet dat dan geen onrecht aan die andere ontdekking die Laurent deed in de forêts claires in de omgeving van Stanleystad, nu Kisangani?
In het Plantenpaleis in Meise is een serre gewijd aan de Afrikaanse savanne. Het is er een pak draaglijker dan in de gruwelijk vochtige hitte van het tropisch regenwoud. Een plaquette maakt de bezoeker attent op ‘de moeder van alle sansevieria’s’. Soorten die gedijen op de savanne zijn dappere soorten: ze krijgen grote temperatuurschommelingen te verduren, moeten grote droogte en verzopen regenseizoenen weerstaan. De Sansevieria Laurentii is in 1904 voor het eerst beschreven. In de Revue de l’Horticulture belge et etrangère maakt botanicus Émile De Wildeman gewag van ‘een wortelstok van een duim dik’ en ‘knoppen waaruit een zestal bladeren voortkomen, 70 centimeter hoog en donkergroen, overdwars lichtgroen gestreept en voorzien van een witgele rand’. De originele botanische tekening zit in de archieven van de Plantentuin. Onderaan staat, in grote kapitalen, gedrukt: ‘SANSEVIERIA LAURENTII DE WILD’. In kleiner handschrift heeft de tekenaar haar naam genoteerd: Hélène Durand. Durand was de dochter van de toenmalige directeur van de Botanique de l’État, een briljante jonge vrouw die naar een academische carrière zuchtte. Omdat ze een vrouw was, en alleen daarom, werd de tekenacademie haar eindbestemming.
Émile De Wildeman had in 1904 vast niet kunnen bevroeden dat de geelgerande plant op pagina 169 van de Revue een halve eeuw later over de hele wereld tienduizenden vensterbanken, dressoirs en cafétogen zou sieren. Maar hij zag wel het commerciële potentieel: in 1911 werd de plant voor het eerst te koop aangeboden in catalogi. De strakke vorm viel in de smaak. Eerst bij de gefortuneerden, maar later dook de sansevieria op in het interieur van de gewone man. In de jaren zestig ontdekte de NASA dat de sansevieria met groot gemak schadelijke moleculen uit de lucht haalt, zoals tabaksrook en stofdeeltjes van fotokopieerapparaten, het deed de reputatie van de plant geen kwaad. Decennialang zette de sansevieria haar zegetocht voort, maar – zoals dat altijd gaat – uiteindelijk raakte ze uit de gratie. Waar de moderniteit haar intrede doet, moet ook de groendecoratie van de vorige generaties wijken. Recent knokte de sansevieria zich weer in de gunst: ze sierde het omslag van Dimitri Verhulsts De helaasheid der dingen, dook op in de keuken van Jeroen Meus en past naadloos in Ikea-interieurs en koffiebars. Het mag wellicht een vorm van post-ironische nostalgie wezen: deze sansevieria laat zich niet kisten.
Een eresaluut is op zijn plaats. Aan alle sansevieria’s, en aan hun moeder in het bijzonder. Genetisch onderzoek heeft intussen aangetoond dat Laurent in 1903 geen aparte soort maar een mutatie had aangetroffen op de Congolese savanne: de geelgerande sansevieria komt niet voor in de vrije natuur. Sindsdien heet de plant officieel Sansevieria trifasciata Laurentii. Er is maar één manier om de sansevieria te vermenigvuldigen: door de plant met wortel in tweeën te scheuren en te verplanten. Als je een bladstek in de grond plant, keert ze terug naar de groene oervorm. Ik laat een moment bezinken dat elke sansevieria met gele rand over de hele wereld afstamt van deze ene plant boven Brussel en ik buig eerbiedig het hoofd.
Émile Laurent stierf in 1904 op de terugreis van zijn derde Congo-expeditie: hij bleek minder onverwoestbaar dan de plant die hij ontdekte. Tom Lanoye schreef in Humo dat alleen de kakkerlak en de Belg een nucleaire winter zouden overleven. Ik wil graag de Sansevieria trifasciata Laurentii aan dat rijtje toevoegen.
Tekst
Tom Pardoen
uit Wilfried #4
NAJAAR 2021
In Vlaanderen heten ze in de volksmond ‘vrouwentongen’ en in Frankrijk nog iets giftiger ‘la langue de belle-mère’, maar Nederlanders kennen de Sansevieria trifasciata Laurentii als ‘de Belgenplant’. In het grote oeuvre van la belgitude is er geen groter cliché dan deze kamerplant, met haar langwerpige bladeren die als groengele vlammen aan de hemel likken. De sansevieria is versluierd door een weeïg parfum van herkenbaarheid en banaliteit, maar is onderwerp van een opmerkelijk verhaal.
Émile Laurent werd op 5 september 1861 geboren in Gouy-lez-Piéton, nu een deelgemeente van Courcelles bij Charleroi. Hij studeerde met grote onderscheiding af aan de École d’Horticulture de l’État, de tuinbouwschool in Vilvoorde. Aan de ULB doctoreerde hij in de natuurwetenschappen, waarna hij terugkeerde naar Vilvoorde, tot hij in 1892 definitief verkaste naar de universiteit van Gembloers – nu deel van de universiteit van Luik, toen een zelfstandige onderzoeksinstelling gespecialiseerd in landbouwkunde.
De plantkunde had in de negentiende eeuw een hoge vlucht genomen, maar niet alleen academici dorstten naar nieuwe kennis, ook aristocraten en gegoede burgers hadden een bijzondere interesse opgevat voor planten. Een recent ontdekte orchideeënsoort in de wintertuin was als een Porsche in de garage vandaag. Overheden, op hun beurt, waren altijd op zoek naar rubber, koffie of hun ersatz en organiseerden daartoe expedities naar overzeese gebieden. Zo kwam het dat Émile Laurent drie keer met de stomer naar Belgisch-Congo werd uitgestuurd.
Ruim 3500 soorten heeft Émile Laurent tijdens zijn expedities verzameld voor het herbarium van de Plantentuin. Hij heeft koffiebomen ontdekt en zijn naam gegeven aan de Raphia Laurentii, een palm. De Encephalartos Laurentius is de grootste van alle Afrikaanse palmvarens, hij kan vijftien meter hoog worden op de oevers van de rivier Kwango en staat vandaag te boek als het kroonjuweel van het Plantenpaleis, het vorstelijke kassencomplex van de Plantentuin. Doet dat dan geen onrecht aan die andere ontdekking die Laurent deed in de forêts claires in de omgeving van Stanleystad, nu Kisangani?
In het Plantenpaleis in Meise is een serre gewijd aan de Afrikaanse savanne. Het is er een pak draaglijker dan in de gruwelijk vochtige hitte van het tropisch regenwoud. Een plaquette maakt de bezoeker attent op ‘de moeder van alle sansevieria’s’. Soorten die gedijen op de savanne zijn dappere soorten: ze krijgen grote temperatuurschommelingen te verduren, moeten grote droogte en verzopen regenseizoenen weerstaan. De Sansevieria Laurentii is in 1904 voor het eerst beschreven. In de Revue de l’Horticulture belge et etrangère maakt botanicus Émile De Wildeman gewag van ‘een wortelstok van een duim dik’ en ‘knoppen waaruit een zestal bladeren voortkomen, 70 centimeter hoog en donkergroen, overdwars lichtgroen gestreept en voorzien van een witgele rand’. De originele botanische tekening zit in de archieven van de Plantentuin. Onderaan staat, in grote kapitalen, gedrukt: ‘SANSEVIERIA LAURENTII DE WILD’. In kleiner handschrift heeft de tekenaar haar naam genoteerd: Hélène Durand. Durand was de dochter van de toenmalige directeur van de Botanique de l’État, een briljante jonge vrouw die naar een academische carrière zuchtte. Omdat ze een vrouw was, en alleen daarom, werd de tekenacademie haar eindbestemming.
Émile De Wildeman had in 1904 vast niet kunnen bevroeden dat de geelgerande plant op pagina 169 van de Revue een halve eeuw later over de hele wereld tienduizenden vensterbanken, dressoirs en cafétogen zou sieren. Maar hij zag wel het commerciële potentieel: in 1911 werd de plant voor het eerst te koop aangeboden in catalogi. De strakke vorm viel in de smaak. Eerst bij de gefortuneerden, maar later dook de sansevieria op in het interieur van de gewone man. In de jaren zestig ontdekte de NASA dat de sansevieria met groot gemak schadelijke moleculen uit de lucht haalt, zoals tabaksrook en stofdeeltjes van fotokopieerapparaten, het deed de reputatie van de plant geen kwaad. Decennialang zette de sansevieria haar zegetocht voort, maar – zoals dat altijd gaat – uiteindelijk raakte ze uit de gratie. Waar de moderniteit haar intrede doet, moet ook de groendecoratie van de vorige generaties wijken. Recent knokte de sansevieria zich weer in de gunst: ze sierde het omslag van Dimitri Verhulsts De helaasheid der dingen, dook op in de keuken van Jeroen Meus en past naadloos in Ikea-interieurs en koffiebars. Het mag wellicht een vorm van post-ironische nostalgie wezen: deze sansevieria laat zich niet kisten.
Een eresaluut is op zijn plaats. Aan alle sansevieria’s, en aan hun moeder in het bijzonder. Genetisch onderzoek heeft intussen aangetoond dat Laurent in 1903 geen aparte soort maar een mutatie had aangetroffen op de Congolese savanne: de geelgerande sansevieria komt niet voor in de vrije natuur. Sindsdien heet de plant officieel Sansevieria trifasciata Laurentii. Er is maar één manier om de sansevieria te vermenigvuldigen: door de plant met wortel in tweeën te scheuren en te verplanten. Als je een bladstek in de grond plant, keert ze terug naar de groene oervorm. Ik laat een moment bezinken dat elke sansevieria met gele rand over de hele wereld afstamt van deze ene plant boven Brussel en ik buig eerbiedig het hoofd.
Émile Laurent stierf in 1904 op de terugreis van zijn derde Congo-expeditie: hij bleek minder onverwoestbaar dan de plant die hij ontdekte. Tom Lanoye schreef in Humo dat alleen de kakkerlak en de Belg een nucleaire winter zouden overleven. Ik wil graag de Sansevieria trifasciata Laurentii aan dat rijtje toevoegen.
The Mug Coworking
Charles Martelstraat 8
1000 Brussel
BTW BE0676776324
info@wilfriedmag.be
Redactie: pv@wilfriedmag.be
The Mug Coworking
Charles Martelstraat 8
1000 Brussel
BTW BE0676776324
info@wilfriedmag.be
Redactie: pv@wilfriedmag.be
Onze website maakt gebruik van cookies. Door verder te surfen, aanvaard je dat we dat doen.