Tekst
Daan Stuyven
Schilderijen
Jef Stuyven
uit Wilfried #3
Zomer 2021
In januari, één dag na zijn zevenentachtigste verjaardag, stierf kunstschilder Jef Stuyven. Zijn zoon Daan – muzikant en graficus op rust – trof tientallen schilderijen en duizend tekeningen aan in het ouderlijk huis. Voor Wilfried formuleert hij enige gedachten en observaties bij de land- schapstaferelen van de man die hem naar de wereld leerde kijken.
Never a dull moment met mijn vader, die me tijdens lange autoritten getraind heeft om de schoonheid van alles te zien. Bossen, maar ook weides en zelfs regen. Hij was geobsedeerd door de intensiteit van het licht, zag patronen in de schakeringen van wolkenformaties. Slechts door hem ben ik naar de wereld beginnen kíjken.
Hij hield van populieren, ik weet niet goed waarom. Populieren willen zo snel mogelijk omhóóg, alsof ze een roeping hebben en de handen naar de hemel reiken. Als ze konden, zouden populieren hun wortels uit de aarde losrukken en opstijgen. Maar misschien hield hij gewoon van populieren omdat het behoorlijk banale bomen zijn. Hij zocht niet naar het spectaculaire; hij zocht – zoals beeldhouwer Vic Gentils – schoonheid in de eenvoud. Maar landschappen hébben geen pretentie: ze zijn wat ze zijn en dulden ons, hóógstens. Wij, en alles wat wij achterlaten, zijn zonevreemd. Daarom houd ik zo van overwoekering: een bemost dak, dat is de natuur die zichzelf opeist.
***
Ik kwam bijna nooit in het atelier van mijn vader: dat was een sacrale plek. Maar vanachter zijn tekentafel had hij zicht op de tuin, waar wij speelden, door een gigantisch venster van vier bij vier. Alleen als ik ruzie had met mijn broer of zussen, zocht ik beschutting in zijn atelier. Ik plukte dan van die takjes die je ineen kan schuiven, en hij maakte er met een cuttermes een pennetje van. Hij doopte het in Chinese inkt en tekende voor mij. Wanneer hij mij ’s avonds in bed legde, vroeg ik altijd of hij de deur op een kier wilde laten. Dan speelde hij Bach luid door de boxen en rook ik de terpentijn. Dan was hij in a place far away en wist ik dat hij oké was. Wij woonden in Holsbeek, bij Leuven. Als ik door mijn raam keek, zag ik een berg en het bos dat tergend traag omhoogkroop. Je zou bossen bedreigend kunnen vinden, maar ik vond ze herbergend en intrigerend. Ik had een affaire met de gróte bomen, ik heb mijn dagboeken gekerfd in de stammen van machtige beuken. Ik heb er een verslaving aan overgehouden, ik ben verslaafd aan bossen. Mijn favoriete nummer uit mijn eigen oeuvre is nog altijd ‘Woods’, van Dead Man Ray, ik meen elk woord dat ik zing. ‘Woods’ was een manier om me op een elegante manier te excuseren tegenover mijn zoon die nog geboren moest worden: ‘Papa is den bos in.’
Vorig jaar ben ik nog eens écht verloren gelopen, tijdens een zomervakantie in Frankrijk. Ik heb in het donker, met mijn kleren aan door rivieren gewaad en heb de nacht in het bos doorgebracht, tot de zon opkwam. Ik zag everzwijnen voorbijkomen, was onderkoeld en bang. Mijn gsm was plat, iedereen was in paniek. Het was erover, dat was heel erg ‘de oude Daan’. Ik ben niet bewust verloren gelopen, maar de grens is dun: ik zoek het gevaar graag op. Ik ga ook altijd te ver de zee in bij onstuimig weer.
***
[Einde fragment - Lees het volledige stuk in Wilfried #3]
Tekst
Daan Stuyven
Schilderijen
Jef Stuyven
uit Wilfried #3
Zomer 2021
In januari, één dag na zijn zevenentachtigste verjaardag, stierf kunstschilder Jef Stuyven. Zijn zoon Daan – muzikant en graficus op rust – trof tientallen schilderijen en duizend tekeningen aan in het ouderlijk huis. Voor Wilfried formuleert hij enige gedachten en observaties bij de land- schapstaferelen van de man die hem naar de wereld leerde kijken.
Never a dull moment met mijn vader, die me tijdens lange autoritten getraind heeft om de schoonheid van alles te zien. Bossen, maar ook weides en zelfs regen. Hij was geobsedeerd door de intensiteit van het licht, zag patronen in de schakeringen van wolkenformaties. Slechts door hem ben ik naar de wereld beginnen kíjken.
Hij hield van populieren, ik weet niet goed waarom. Populieren willen zo snel mogelijk omhóóg, alsof ze een roeping hebben en de handen naar de hemel reiken. Als ze konden, zouden populieren hun wortels uit de aarde losrukken en opstijgen. Maar misschien hield hij gewoon van populieren omdat het behoorlijk banale bomen zijn. Hij zocht niet naar het spectaculaire; hij zocht – zoals beeldhouwer Vic Gentils – schoonheid in de eenvoud. Maar landschappen hébben geen pretentie: ze zijn wat ze zijn en dulden ons, hóógstens. Wij, en alles wat wij achterlaten, zijn zonevreemd. Daarom houd ik zo van overwoekering: een bemost dak, dat is de natuur die zichzelf opeist.
***
Ik kwam bijna nooit in het atelier van mijn vader: dat was een sacrale plek. Maar vanachter zijn tekentafel had hij zicht op de tuin, waar wij speelden, door een gigantisch venster van vier bij vier. Alleen als ik ruzie had met mijn broer of zussen, zocht ik beschutting in zijn atelier. Ik plukte dan van die takjes die je ineen kan schuiven, en hij maakte er met een cuttermes een pennetje van. Hij doopte het in Chinese inkt en tekende voor mij. Wanneer hij mij ’s avonds in bed legde, vroeg ik altijd of hij de deur op een kier wilde laten. Dan speelde hij Bach luid door de boxen en rook ik de terpentijn. Dan was hij in a place far away en wist ik dat hij oké was. Wij woonden in Holsbeek, bij Leuven. Als ik door mijn raam keek, zag ik een berg en het bos dat tergend traag omhoogkroop. Je zou bossen bedreigend kunnen vinden, maar ik vond ze herbergend en intrigerend. Ik had een affaire met de gróte bomen, ik heb mijn dagboeken gekerfd in de stammen van machtige beuken. Ik heb er een verslaving aan overgehouden, ik ben verslaafd aan bossen. Mijn favoriete nummer uit mijn eigen oeuvre is nog altijd ‘Woods’, van Dead Man Ray, ik meen elk woord dat ik zing. ‘Woods’ was een manier om me op een elegante manier te excuseren tegenover mijn zoon die nog geboren moest worden: ‘Papa is den bos in.’
Vorig jaar ben ik nog eens écht verloren gelopen, tijdens een zomervakantie in Frankrijk. Ik heb in het donker, met mijn kleren aan door rivieren gewaad en heb de nacht in het bos doorgebracht, tot de zon opkwam. Ik zag everzwijnen voorbijkomen, was onderkoeld en bang. Mijn gsm was plat, iedereen was in paniek. Het was erover, dat was heel erg ‘de oude Daan’. Ik ben niet bewust verloren gelopen, maar de grens is dun: ik zoek het gevaar graag op. Ik ga ook altijd te ver de zee in bij onstuimig weer.
***
[Einde fragment - Lees het volledige stuk in Wilfried #3]
The Mug Coworking
Charles Martelstraat 8
1000 Brussel
BTW BE0676776324
info@wilfriedmag.be
Redactie: pv@wilfriedmag.be
The Mug Coworking
Charles Martelstraat 8
1000 Brussel
BTW BE0676776324
info@wilfriedmag.be
Redactie: pv@wilfriedmag.be
Onze website maakt gebruik van cookies. Door verder te surfen, aanvaard je dat we dat doen.